Geschiedenis van Tournus
De vallei van de Saône is een logische noord-zuid verbinding, die al sinds de prehistorie in gebruik is. Er zijn dan ook diverse prehistorische sites in de regio, waaronder de Grotten van Azé. Ook in de Romeinse tijd was er relatief veel verkeer langs de rivier. In Tournus zelf vinden we overblijfselen van een romeins fort en het Musée Greuze heeft een oud gallo-romeins setje oogheelkundige instrumenten in de collectie.
De abdij
De religieuze archieven leren ons veel over de geschiedenis van Tournus, die nauw verknoopt is met de geschiedenis van de Abdij Saint Philibert. In het jaar 875 geeft de koning van Frankrijk, Karel de Kale, toestemming voor het stichten van een benedictijnse abdij in Tournus, gewijd aan de heilige Philibert. Met deze toestemming maakt de koning een einde aan de dooltocht van een groep monniken uit Noirmoutier, die al zo’n veertig jaar met de relikwieën van de heilige door Frankrijk liepen te zeulen, op zoek naar een plek om zich definitief te vestigen. Ze hadden het al geprobeerd in Saint-Philibert-de-Frand-Lieu (waar ze de lege sarcofaag lieten staan) en in Saint-Pourçain-sur-Sioule, maar werden steeds uit hun kloosters verdreven. Overigens was er in Tournus al een aan de heilige Saint Valérien gewijd klooster, waarvan de kerk nog steeds overeind staat, op een steenworp van de Saint Philibert.
Met het koninklijk edict waren de geestelijken uit Noirmoutier overigens nog lang niet uit de zorgen. Ze hebben nog 100 jaar strijd moeten leveren – onder andere met de monniken van Saint Valérien en met allerlei barbaren – voordat ze serieus aan het bouwen konden. Pas rond het jaar 1000 begin de abdij echt vorm te krijgen en in 1019 was hij ‘af’ genoeg om ingewijd te worden. Over twee jaar vieren we in Tournus dus dat de Abdij officieel 1000 jaar oud is. Zie vooral ook het gestaag groeiende hoofdstuk ‘Abdij van Tournus‘ gebaseerd op de gelijknamige franse brochure.
Rondom de slotmuren van de abdij, waarvan nog steeds enkele torens intact zijn, groeide een stadskern, die zich naar het zuiden uiterste totaal de muren van het oude castrum romanum. De verschillende ambachtslui klitten tezamen in straten die nog steeds naar ze vernoemd zijn: Rue des Boucheries, Rue des Tanneurs, Rue de la Poissonnerie.
Tournus van de renaissance tot de empire-tijd
In ieder geval vanaf 1625 (maar waarschijnlijk al eerder) wordt de stad bestuurd door een gemeenteraad gevestigd in een stadhuis dat zich in die tijd al op dezelfde plek bevond waar het huidige stadhuis staat. In 1778 werd een architect uit Chalon-sur-Saône Emiland Gauthey, die enkele jaren later ook het Canal du Centre zou bouwen, ingehuurd om een nieuw stadhuis te bouwen. Dat is nu nog steeds in gebruik.
In 1805 reist Napoleon Bonaparte van Parijs naar Italië. Onderweg stopt hij in Tournus, waar hij logeert in een gebouw aan de huidige RN6. Tevreden over de ontvangst, verleent de keizer een subsidie aan Tournus om de nu nog steeds aanwezige kades te bouwen.
Na te zijn verslagen in Rusland vluchtten de keizerlijke legers naar Frankrijk achtervolgd door de vijand. Zo kwamen de oostenrijkers in 1814 aan de poort van de Bourgogne te staan. Mâcon werd zonder veel tegenstand door de Oostenrijkers ingenomen. Maar op 23 januari vertrekken 300 Tournusiens en enkele Chalonnais naar Mâcon om de vijand te verdrijven. Dat lukt, al zal de stad kort daarna toch weer ingenomen worden. Op 22 mei 1815 verleent Napoleon aan Tournus, Chalon-sur-Saône en Saint-Jean-de-Losne het Légion d’Honneur voor hun moedige optreden tijdens de campagne van 1814.
Twintigste eeuw
In het begin van de twintigste eeuw slaat de ‘phylloxéra’ toe in de wijngaarden rond Tournus. Dit insect, per ongeluk uit de Verenigde Staten geïmporteerd, verwoest zo goed als alle wijnranken in de Bourgogne. Gedurende enkele tientallen jaren werd er geen wijn meer verbouwd. Ironisch genoeg is het ook de USA die de wijnteelt weer redt. Enkele ooit uit Europe geëxporteerde druivensoorten, die zich in de USA hadden ontwikkeld met resistentie tegen het insect, werden teruggehaald en sloegen goed aan.
Tegenwoordig zijn er veel wijnboeren rond Tournus, die appellations controlées ‘Mâcon’ en ‘Bourgogne’ produceren. Het gaat met name om witte wijnen van uitstekende kwaliteit van de wereldberoemde ‘Chardonnay’ druiven, genoemd naar het nabij gelegen dorp Chardonnay. Daarnaast zijn er wat rode wijnen van de Gamay en de Pinot Noir, debasis voor enkele Grands Crus de Bourgogne.
Naast de wijnbouw is Tournus van oudsher bekend om zijn metaalindustrie. Daarvan resteren nog een pannenfabriek (Tefal/SEB) en een fabriek in roestvrij stalen keukenmeubels (Tournus Equipement). De Tefal/SEB ‘fabriekswinkel’ net ten zuiden van Tournus langs de RN6 krijgt wel 20.000 bezoekers per jaar! Je vindt deze winkel net naast het Musée du Vélo. Daarnaast is er een grote vestiging van Valspar Industrial Coatings (verf), een fabriek voor raambekleding (Tournus Stores) en sinds 2015 een fabriek voor de productie van luxe elektrisch verstelbare stoelen en bioscoopzetels, Variation Confort.
Toerisme en kunst
Ook het toerisme is inmiddels een belangrijke ‘industrie’ voor Tournus. De vele uitstekende hotels en restaurants, waarvan maar liefst vier met Michelin-ster, de ligging aan de rivier de Saône en de goede bereikbaarheid maken Tournus tot een geliefde tussenstop of pleisterplaats voor toeristen uit heel Europa. Inclusief uit Frankrijk, want ook veel Parisiens besluiten een pauze te maken in Tournus. De laatste jaren lijkt Tournus ook steeds meer aantrekkingskracht uit te oefenen op kunstliefhebbers. Er komen elk jaar nieuwe galeries bij van kunstenaars die hun eigen werk en dat van anderen exposeren. Voor wie graag een paar galeries bezoekt is er de ‘Chemin d’Arts‘, een speciale kunstroute. Een kaartje is beschikbaar bij de galeries zelf en het Bureau de Tourisme. Vergeet vooral niet even te stoppen bij mijn eigen Galerie Nakai!