DE VOORHAL EN DE CHAPELLE SAINT-MICHEL (8/9)
In een kerk gebouwd voor de ontvangst van pelgrims wordt het godshuis vooraf gegaan door een narthex of voorhal, de ontvangstruimte waar de gelovigen zich verzamelen in een halfduister dat zich leent tot contemplatie. De voorhal is door enorme gemetselde pilaren in drie schepen verdeeld. Het tongewelf is door drie traveeën verdeeld, in het middenschip met kruisribgewelven, en in de zijbeuken met dwarse tongewelven. Deze zeldzame configuratie is uitermate geschikt om het gewicht van de erboven gelegen hoge kapel te dragen. In de 18eeeuw is de tegelvloer verhoogd en ingelegd met diverse grafstenen. Hierdoor is de omvang van de binnenruimte wel wat afgenomen.
Van de oorspronkelijke muurschilderingen zijn nog slechts een paar overgebleven: aan de zuidmuur enkele sterk beschadigde fragmenten, op de binnenzijden van de bogen vindt men friezen van bladpatronen en twee grotere afbeeldingen boven de deuren die naar de schepen leiden. Aan deze zelfde zuidelijke muur bevindt zich een nis met waterbekken waarin water voor het zuiveren van gewijde voorwerpen werd bewaard.
Boven de middendeur een tronende Christus in een mandorla die ondersteund wordt door twee engelen (12e eeuw). Boven de noordelijke deur de kruisiging met de Heilige Maagd, sint Jan en de opdrachtgevers, de familie uit Digoine met in het wapen een dambord, geschilderd op het gewelf (14e eeuw).
De Saint-Michel
Op de voorhal is een verdieping die is gewijd aan de aartsengel van de hemelen, sint Michael. Deze zaal is uit architecturaal oogpunt bijzonder goed geslaagd. Het schip is 12.5 m hoog en heeft een volledig rond tongewelf in de lengte dat iets smaller is dan de buitenmuren die tamelijk grote ramen hebben en gestut worden door de halve tongewelven van de zijbeuken. Dit is een van de oudste voorbeelden van boogbouw in onze regio. De balken die de dubbele bogen ondersteunen en de zorgvuldig geplaatste stenen geven de ruimte een prachtige balans die de eeuwen heeft kunnen doorstaan. Twee trappen waarvan we de eerste treden ontwaren daalden af naar de zijbeuken van de kerk. De grote boog die nu deels het orgel verbergt gaf toegang tot een boven het schip uitspringende apsis waarin een altaar stond. Deze boog, die wordt toegeschreven aan Gerlannus vanwege een fragment van een in een steen gegraveerde inscriptie, steunt aan weerszijden op twee stenen met beeldhouwwerk van ranken en raadselachtige figuren die oprijzen uit de zuilen met gebeeldhouwde kapitelen. De schoonheid van deze decoraties en die van de zuiltjes tussen de dubbele ramen doet vermoeden – al is daarvoor geen gedocumenteerd bewijs – dat hier op speciale feestdagen en dan met name in de Goede Week een liturgie in de Karolingische traditie werd gevierd, zoals in veel kerken van het Westen gebruikelijk was. Daarin symboliseerde de ondergaande zon de dood van Christus.
Vervolg abdij van Tournus (binnenkort)