ARCHITECTUUR VAN DE SAINT PHILIBERT (4/5)

ARCHITECTUUR VAN DE SAINT PHILIBERT (4/5)

Het gewelf creëert de Romaanse kerk en maakt zijn betekenis duidelijk.
Émile Mâle

Nieuwe vormen creëren op basis van oude modellen, op experimentele wijze problemen oplossen die worden veroorzaakt door het invoeren van nieuwe technieken, en zo de weg openen voor hen die in de volgende eeuwen de kathedralen zullen bouwen… dat is het ware verhaal van die wonderbaarlijke bouwers uit de Romaanse tijd.

De Saint-Philibert, waarvan de bouw zich uitstrekte van het begin van de 10e tot het einde van de 12e eeuw, is het unieke voorbeeld waarin alle bouwwerken uit deze bijzonder vruchtbare periode als het ware worden samengevat.

De romeinse basiliek was een zaal voor openbare doeleinden, vaak in drie of vijf schepen verdeeld door pilaren en afgesloten met een apsis waar de zetel van de magistraat stond. Voeg aan deze uit de oudheid stammende plattegrond een dwarsschip toe om het gebouw de vorm te geven van een kruis, breng met een klokkentoren een verwijzing naar het hogere aan, vervang de dakspanten van de schepen door gewelven die de hemel verbeelden, en het gebouw krijgt een spirituele betekenis.

Zeker, het gewelf was al ruim voor het jaar 1000 bekend, maar de problemen die ontstonden door de druk van de enorme steenmassa op de muren, beperkten het gebruik ervan tot gebouwen van meer bescheiden omvang. De verschillende oplossingen van de romaanse bouwers om gewelven te combineren met grote en hoge ruimten zijn terug te vinden in zowel de kerk als de kloostergebouwen.

Karakteristiek voor de romaanse bouwkunst in de 11e eeuw is het geheel ronde tongewelf. In de bovenzaal van de voorhal van de kerk wordt het middenschip bedekt door zo’n tongewelf. Dit krijgt aan weerszijden tegendruk van de halve tongewelven boven de zijbeuken. De begane grond van de voorhal heeft kruisribgewelven in het schip en dwarse tongewelven in de zijbeuken. Deze systematiek vinden we in omgekeerde vorm terug in de kerk zelf: dwarse tongewelven in het middenschip en kruisribgewelven in de zijbeuken. Het gebroken tongewelf dat in de 12e eeuw het geheel ronde tongewelf zal vervangen, is te vinden in de eetzaal en de kelder. Zo vertegenwoordigt de Saint-Philibert een zeldzame synthese van de romaanse bouwkunst.

Woordenlijst
Archivolte: lijstwerk, versiering van de binnenlijst van een boog
Boogsteen : stenen tablet gehouwen in een tapse vorm om een boog of gewelf te kunnen bouwen
Imposte: uitstekende stenen plaat bovenop een kolom waar het uiteinde van een boog op rust
Intrados: Binnenzijde van een boog of gewelf
Mandorla: ovaal aureool dat Christus omringt als symbool van zijn glorie
Gootmuur: zijmuur met een dakgoot erop
Pilaster: ondiepe verticale decoratieve of constructieve versterking van een muur
Voussure: een van de concentrische bogen die de bovenkant van een deur omkadert

Bij de tekeningen:
Berceau en plein cintre avec arcs doubleaux: Volledig tongewelf met dubbele bogen.
Collatéreaux en demi-berçeau: Zijbeuken met half tongewelf.
Berçeaux transversaux: Dwarse tongewelven.
Berçeau brisé: Gebroken tongewelf.
Voûtes d’arêtes: Kruisribgewelf.
Coupole sur trompes: Koepel op trompen.